Met nieuwe banden de eerste 500 kilometer bijzonder voorzichtig rijden.
Alleen langzaam en indien mogelijk in een rechte hoek de stoeprand oprijden.
Van tijd tot tijd uw banden op beschadigingen controleren (steken, sneden, scheuren en bulten). Scherpe voorwerpen uit het bandenprofiel verwijderen.
Kapotte velgen of banden meteen laten vervangen.
Uw banden niet met olie, vet en brandstof in aanraking laten komen.
Verloren ventieldopjes direct vervangen.
Wielen markeren, voordat ze worden verwijderd. Ze moeten namelijk dezelfde draairichting hebben als ze weer worden geplaatst.
Verwijderde banden en wielen koel, droog en zo donker mogelijk bewaren.
Nieuwe banden
Nieuwe banden hebben in het begin nog niet de optimale grip en moeten daarom de eerste 500 km met matige snelheid en overeenkomstig voorzichtige rijstijl worden „ingereden“. Dat komt ook de levensduur van de banden ten goede.
Op basis van constructiekenmerken en profielvormen kan de profieldiepte van nieuwe banden - afhankelijk van de uitvoering en fabrikant - verschillend uitvallen.
Verborgen schade
Schade aan banden en velgen is vaak verborgen. Ongebruikelijke trillingen en eenzijdig trekken van de wagen kunnen op schade aan de banden wijzen. Als u denkt dat een wiel beschadigd is, direct snelheid minderen. Banden op beschadigingen controleren. Is er aan de buitenzijde geen schade herkenbaar, dan langzaam en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde (Audi-)specialist rijden om uw wagen te laten controleren.
Draairichtinggebonden banden
Bij draairichtinggebonden banden is de wang van de band met pijlen gemarkeerd. Deze draairichting beslist aanhouden. Hierdoor worden de optimale rijeigenschappen met betrekking tot aquaplaning, grip, geluid en wrijving gegarandeerd.
Velgen met vastgeschroefde sierelementen*
Lichtmetalen velgen kunnen voorzien zijn van verwisselbare sierelementen, die met zelfborgende bouten aan de velg gemonteerd zijn. Wanneer u beschadigde sierelementen wilt vervangen, neem dan contact op met een (Audi-)specialist.