|
- Afb. 1 Ruitenwisserhendel: Bediening wisserinstallatie voorruit (voorbeeld wagens zonder achterruitwisser)
- Afb. 2 Ruitenwisserhendel met achterruitwisser: Bediening ruitenwisserinstallatie achter
Voorwaarde: het contact is ingeschakeld.
Ruitenwisserhendel in de gewenste stand bewegen:
-0- - Ruitenwissers vóór uit
-1- - Intervalfunctie. Om de wispauzes te verlengen of verkorten, schakelaar -A- naar links of rechts bewegen. Bij wagens met licht-regensensor* worden de ruitenwissers bij regen, bij stilstaande wagen door kort aanraken van de hendel in stand -5- of na eenmaal overschrijden van een snelheid van 4 km/h ingeschakeld. Hoe gevoeliger de regensensor wordt ingesteld (schakelaar -A- naar rechts), hoe eerder de ruitenwissers reageren op vocht op de voorruit.
-2- - Langzaam wissen
-3- - Snel wissen
-4- - Eén keer wissen. Als u de hendel in deze stand langer vasthoudt, wordt na een bepaalde tijd van langzaam continu wissen naar snel continu wissen omgeschakeld.
-5- - Voorruit schoonmaken. Om waterdruppels te verwijderen, wist de ruitenwisser tijdens het rijden, bij temperaturen boven circa 4 °C, na enkele seconden nog een keer na. U kunt deze functie uitschakelen door binnen 10 seconden na het nawissen de hendel opnieuw in stand -5- te bewegen. Als het contact de volgende keer wordt ingeschakeld, is de nawisfunctie weer actief.
Koplamp* schoonmaken. De koplampsproeiers* werken alleen bij ingeschakeld dimlicht. Wanneer u de hendel in stand -5- beweegt, worden de koplampen in bepaalde intervallen ook schoongemaakt.
Geldt voor wagens met achterruitwisser:
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en tegelijk de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld en in werking zijn, dan schakelt automatisch ook de achterruitwisser in.
-6- - Achterruit wissen*. De achterruitwisser beweegt ca. elke 6 seconden.
-7- - Achterruit schoonmaken*. Het aantal wisbewegingen is afhankelijk van hoe lang u de hendel in stand -7- houdt.
-8- - Achterruitwisser* uit.
ATTENTIE!
- De regensensor heeft slechts een ondersteunende functie. De bestuurder wordt daarnaast geacht de ruitenwissers al naar gelang het zicht handmatig in te schakelen.
- De voorruit mag niet met waterafstotende middelen worden behandeld. Anders is er in situaties waarbij het zicht slecht is, bv. bij regen, als het donker is, of bij laagstaande zon, een groter gevaar voor verblinding - gevaar voor ongevallen! Bovendien kunnen de ruitenwisserbladen gaan bobberen.
- Onbeschadigde ruitenwisserbladen zijn voor helder zicht en veilig rijden beslist noodzakelijk ►Link - gevaar voor ongevallen!
Voorzichtig!
- Bij vorst controleren of de ruitenwissers niet zijn vastgevroren. Als u de vastgevroren ruitenwissers inschakelt, kunnen de wisserbladen beschadigd worden!
- Voordat u met uw wagen een wasstraat in rijdt, moet de ruitenwisserinstallatie uitgeschakeld worden (hendel in stand 0). Hierdoor wordt onbedoeld inschakelen en zodoende schade aan de ruitenwisserinstallatie voorkomen.
Aanwijzing
- De ruitenwissers worden bij het uitschakelen van het contact uitgeschakeld. Nadat het contact opnieuw is ingeschakeld, kunt u de ruitenwissers inschakelen door de ruitenwisserhendel in een willekeurige stand te zetten.
- Versleten of vervuilde ruitenwisserbladen veroorzaken streepvorming. Hierdoor kan de werking van de regensensor worden verminderd. Ruitenwisserbladen regelmatig controleren.
- De ruitensproeiers worden bij ingeschakeld contact en lage temperaturen verwarmd*.
- Bij een tijdelijke stop, bijvoorbeeld voor een stoplicht, wordt de ingestelde snelheid van de ruitenwisser automatisch een niveau teruggeschakeld.
- Bij wagens met MMI* kunt u in het menu Bestuurdershulpsystemen de regensensor in- of uitschakelen.