|
- Afb. 1 Automatische airconditioning: Bedieningselementen
Geldt voor wagens: met automatische airconditioning
Met de draairegelaars worden de temperatuur en de aanjager ingesteld. De functies worden in- en uitgeschakeld als de toetsen worden ingedrukt. De led in de betreffende toets brandt als de functie is ingeschakeld.
Automatische airconditioning
Wij adviseren u, op de toets AUTO te drukken om de temperatuur op 22 °C in te stellen. De automatische airconditioning houdt een eenmaal ingestelde temperatuur volautomatisch constant. Daartoe worden de temperatuur van de uitstromende lucht, de aanjagerstanden en de luchtverdeling vanzelf gewijzigd. In de verwarmingsfunctie schakelt, met uitzondering van de functie ontwasemen, de aanjager pas op een hoger toerental over, als de koelvloeistof warm genoeg is.
A/C Koelfunctie in- en uitschakelen
De koelfunctie wordt met de toets A/C in- en uitgeschakeld. Bij uitgeschakelde koelfunctie wordt de lucht niet gekoeld en ontvochtigd. Hierdoor kunnen de ruiten beslaan. Bij koude buitentemperaturen schakelt de koelfunctie automatisch uit.
AUTO Automatische regeling in- en uitschakelen
De automatische regeling wordt met de toets AUTO ingeschakeld. Zodra u een toets indrukt die relevant is voor de ventilatie, wordt de AUTO-regeling uitgeschakeld. De automatische regeling zorgt voor constante temperaturen in het interieur van de wagen. Luchttemperatuur, luchthoeveelheid en luchtverdeling worden automatisch geregeld. Als u de toets AUTO bij ingeschakelde automatische regeling kort indrukt, schakelt de „eco“-functie*1) in. In de „eco“-functie* worden alle instellingen iets gematigder bijgeregeld, daardoor wordt brandstof bespaard. De „eco“-functie* wordt op het display van het bedieningselement met eco weergegeven. Als u opnieuw op de toets AUTO drukt, wordt de „eco“-functie* verlaten.
/ Temperatuur instellen
De temperatuur is met de beide draairegelaars voor de bestuurders- en bijrijderszijde apart instelbaar. De temperatuur kan tussen +16 °C en +28 °C worden ingesteld. Buiten dit bereik verschijnt op het display van de airconditioning LO of HI. In beide eindstanden draait de airconditioning voortdurend met maximale koel- of warmtecapaciteit. Hierbij is er geen temperatuurregeling.
Synchronisatie: Door de AUTO-toets 2 seconden in te drukken wordt de temperatuur aan bestuurderszijde overgenomen aan bijrijderszijde. Dat is geldig tot een temperatuurswijziging aan bijrijderszijde.
Aanjager instellen
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan, moet de aanjager steeds op een lage stand draaien. U kunt de door de aanjager geproduceerde luchthoeveelheid handmatig aan uw behoeften aanpassen. Om de aanjager automatisch te laten regelen, drukt u op de toets AUTO.
Luchtverdeling instellen
Met de toetsen , en kunt u de luchtverdeling instellen. Om de luchtverdeling automatisch te laten regelen, drukt u op de toets AUTO.
De ronde luchtrooster in de bestuurdersruimte zijn verstelbaar ►Link.
Om in het vochtige jaargetijde te voorkomen dat de zijruiten voorin beslaan, adviseren wij de luchtroosters aan de zijkant te openen, deze opzij te richten en de stand „spot“ te kiezen ►Link.
Om het interieur achterin te verwarmen zitten er onder de voorstoelen voetluchtroosters en in het uiteinde van de middenconsole verstelbare luchtroosters.
Ontwasemen in- en uitschakelen
De voorruit en zijruiten worden zo snel mogelijk ontwasemd resp. ontdooid. De maximale luchthoeveelheid stroomt overwegend uit roosters onder de voorruit. De circulatiefunctie wordt uitgeschakeld. De temperatuurregeling gebeurt automatisch. In de stand wordt afhankelijk van de omgevingstemperatuur automatisch de koelfunctie A/C ingeschakeld.
De ontwasemingsfunctie wordt uitgeschakeld door op de toets AUTO te drukken.
Circulatiefunctie in- en uitschakelen
De circulatiefunctie kan handmatig of automatisch* worden ingeschakeld.
- Om de handbediende circulatiefunctie in en uit te schakelen, drukt u op de toets . Als de functie is ingeschakeld brandt de led.
- Automatische* circulatiefunctie: in de MMI moet hiervoor de automatische circulatiefunctie geactiveerd zijn. Kies de toets MENU > Car > keuzetoets Systemen* > Airco > Automatische circulatie. De voor uitlaatgassen geconstrueerde sensor voor luchtkwaliteit schakelt afhankelijk van de concentratie schadelijke stoffen in de buitenlucht automatisch de circulatiefunctie in of uit.
In de circulatiefunctie wordt de lucht in het interieur gecirculeerd en gefilterd. Hierdoor wordt verregaand voorkomen dat verontreinigde buitenlucht in het interieur van de wagen terechtkomt. Wij adviseren u, om de circulatiefunctie in te schakelen als u door een tunnel rijdt of in een file staat ATTENTIE!.
De circulatiefunctie wordt uitgeschakeld door op de toets of AUTO of te drukken.
Bij het achteruitrijden met koude motor wordt naar de circulatiefunctie geschakeld.
U moet de circulatiefunctie niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten, omdat er geen frisse lucht wordt aangevoerd en juist bij uitgeschakelde koelfunctie de ruiten kunnen beslaan - gevaar voor ongevallen!
1) Deze functie is niet in alle landen beschikbaar.