Na het tanken van gas of bij een te lage koelvloeistoftemperatuur start de motor eerst met de benzineaandrijving. De motor schakelt echter zo snel mogelijk naar de aardgasaandrijving.

Zodra de wagen met aardgasaandrijving rijdt, brandt het controlelampje in het instrumentenpaneel Afb. 1. Het controlelampje gaat uit, als de aardgasvoorraad is verbruikt. De motor schakelt automatisch naar de benzineaandrijving.