|
- Afb. 1 Instrumentenpaneel: Weergaveschema wagens met eenkleurig display (voorbeeld)
-A- | Controlelampje |
-B- | Aanwijzing voor de bestuurder |
-C- |
Statusregel:
|
De controlelampjes knipperen of branden in het instrumentenpaneel. Ze geven functies of storingen aan.
Bij sommige controlelampjes -A- verschijnt ook het centrale controlelampje -C- of .
Neem als het centrale controlelampje -C- brandt, de extra informatie op het display in het instrumentenpaneel -A- en -B- in acht.
Behalve de controlelampjes op het display zitten er nog meer binnen de toerenteller en de snelheidsmeter. Deze knipperen of branden, daarmee worden functies of storingen weergegeven. Bij sommige controlelampjes kunnen kort aanwijzingen voor de bestuurder -B- verschijnen. Tegelijkertijd klinkt er incidenteel een waarschuwingssignaal.
Als er sprake is van meerdere storingen, verschijnen de controlelampjes kort na elkaar op het display.
De controlelampjes en aanwijzingen voor de bestuurder op het display kunnen door andere weergaven verdrongen worden. In gevallen, waar het controlelampje -A- werd verdrongen, wordt het centrale controlelampje -C- weergegeven, tot de storing is verholpen.
In het bestuurdersinformatiesysteem kunt u aanwijzingen voor de bestuurder opnieuw laten weergeven. De bediening van het bestuurdersinformatiesysteem veschilt afhankelijk van de wagenuitrusting: