Het brandstofverbruik, de belasting van het milieu en de slijtage van motor, remmen en banden hangen voornamelijk af van uw rijstijl. Als u een anticiperende en zuinige rijstijl hebt, kan het brandstofverbruik gemakkelijk met 10-15 procent worden gereduceerd. In dit hoofdstuk staan enkele tips om het milieu en tegelijkertijd uw portemonnee te ontlasten.
Anticiperend rijden
Bij het accelereren verbruikt een wagen de meeste brandstof. Als u anticiperend rijdt, hoeft u minder te remmen en dientengevolge ook minder te accelereren. Wagen met ingeschakelde versnelling laten uitrollen, als dit mogelijk is, bijvoorbeeld als zichtbaar is dat het volgende verkeerslicht op rood staat. Doordat u op de motor afremt, ontziet u de remmen en de banden. Bovendien worden er geen uitlaatgassen geproduceerd en wordt er geen brandstof verbruikt (deceleratieschakeling).
Energiebesparend schakelen
Een effectieve manier om brandstof te besparen is om vroeg op te schakelen. Wie zo lang mogelijk in dezelfde versnelling rijdt, gebruikt onnodig veel brandstof.
Schakelbak: zo snel mogelijk van de eerste naar de tweede versnelling schakelen. We adviseren telkens bij ca. 2000 toeren een versnelling op te schakelen.
Automatische versnellingsbak: gaspedaal langzaam intrappen en de „kickdown“ vermijden.
Volgas vermijden
De topsnelheid van uw wagen moet u bij voorkeur nooit helemaal benutten. Brandstofverbruik, emissie van uitlaatgassen en rijgeluiden nemen bij hoge snelheden meer dan evenredig toe. Langzamer rijden bespaart brandstof.
Minder stationair laten draaien
Met behulp van het start-stopsysteem* wordt het stationair draaien van de motor automatisch beperkt. Bij wagens zonder start-stopsysteem* is het lonend, de motor bijvoorbeeld bij spoorwegovergangen en stoplichten die langere tijd op rood staan af te zetten. Als de motor 30-40 seconden niet draait, is de besparing aan brandstof al groter dan de extra hoeveelheid brandstof die nodig is om de motor opnieuw te starten.
Tijdens het stationair draaien duurt het heel lang voordat de motor op bedrijfstemperatuur is. Tijdens het warmdraaien zijn echter de slijtage en de uitstoot van schadelijke stoffen bijzonder hoog. Daarom na het starten direct wegrijden. Hoge toerentallen vermijden.
Regelmatig onderhoud laten uitvoeren
Door regelmatig onderhoud kunt u al vóór het begin van een rit voldoen aan de voorwaarde om brandstofbesparend te rijden. Regelmatig onderhoud van uw wagen heeft niet alleen een positieve invloed op de verkeersveiligheid en de waardevastheid van uw wagen, maar ook op het brandstofverbruik. Een slecht onderhouden motor kan tot een brandstofverbruik leiden dat 10% hoger is dan normaal!
Minder korte afstanden
Motor en uitlaatgasreinigingssysteem moeten hun optimale bedrijfstemperatuur hebben bereikt om verbruik en uitlaatgasemissie te reduceren.
Een koude motor verbruikt buitensporig veel brandstof. Pas na ongeveer vier kilometer is de motor op bedrijfstemperatuur en heeft het verbruik zich genormaliseerd.
Bandenspanning controleren
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning ►Link hebben om brandstof te besparen. Al een halve bar te weinig kan het brandstofverbruik met 5% verhogen. Te lage bandenspanning leidt bovendien door de verhoogde rolweerstand tot een sterkere slijtage van de banden en heeft een negatieve invloed op het rijgedrag.
Niet het hele jaar met winterbanden rijden, want dat kost 10% meer brandstof.
Onnodige ballast vermijden
Omdat elke kilogram meer gewicht het brandstofverbruik verhoogt, is het lonend om de bagageruimte te controleren op onnodige ballast.
Doordat dakdragers de luchtweerstand van de wagen verhogen, is het raadzaam deze te verwijderen als ze niet worden gebruikt. Bij een snelheid van 100-120 km/h bespaart u zo ca. 12% brandstof.
Stroom besparen
Stroom wordt opgewekt door de dynamo, die door de motor wordt aangedreven. Hoe groter het stroomverbruik, des te hoger het brandstofverbruik! Elektrische verbruikers uitschakelen, als u ze niet meer nodig heeft. Grote stroomverbruikers zijn bijvoorbeeld de aanjager van de ventilatie (in de hoogste stand), de achterruitverwarming en de stoelverwarming*.