Geldt voor wagens met Audi side assist
De side assist functioneert vanaf een rijsnelheid van ongeveer 30 km/h.
-A- Naderbijkomende voertuigen
In bepaalde gevallen wordt een voertuig voor een rijstrookwissel als kritisch ingeschat, ook als deze nog vrij ver verwijderd is. Hoe sneller een voertuig nadert, des te eerder het waarschuwingslampje in de buitenspiegel gaat branden.
-B- Met u op rijdende voertuigen
Met u op rijdende voertuigen worden in de buitenspiegel gesignaleerd, wanneer deze voor een rijstrookwissel als kritisch worden ingeschat. Op zijn laatst in de „dode hoek“ geeft de side assist aan dat er een voertuig is herkend.
-C- Ingehaalde voertuigen
Wanneer u een opgemerkt voertuig langzaam inhaalt (snelheidsverschil kleiner dan 15 km/h), gaat het waarschuwingslampje in de buitenspiegel branden zodra het voertuig zich in de dode hoek bevindt.
Wanneer u een opgemerkt voertuig snel inhaalt, (snelheidsverschil groter dan 15 km/h), volgt er geen waarschuwing.
Functiebeperkingen
De radarsensoren zijn zo geprogrammeerd, dat bij rijstroken van normale breedte de naastgelegen rijstrook aan zowel de linker- als rechterzijde afgedekt is. In sommige situaties kan het lampje in de buitenspiegel gaan branden, hoewel er zich geen voertuig in het kritische bereik voor een rijstrookwissel bevindt. Bijvoorbeeld:
- Bij smalle rijstroken of wanneer u op de rand van een rijstrook rijdt. In dit geval wordt mogelijk nog een rijstrook afgedekt en een voertuig gedetecteerd, dat niet op de direct naastgelegen rijstrook rijdt.
- Wanneer u in een bocht rijdt. De side assist kan op een voertuig twee rijstroken verder reageren.
- Wanneer de side assist op andere objecten (bv. hoge of gestaffelde vangrails) reageert.
- Bij slechte weersomstandigheden. De side assist is in zijn werking beperkt.
- Let altijd op de verkeerssituatie en de wagenomgeving. Ondanks de side assist moet de bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven. De verantwoordelijkheid bij het wisselen van rijstrook en vergelijkbare rijmanoeuvres ligt bij de bestuurder.
-
In sommige situaties werkt het systeem niet of slechts beperkt. Bijvoorbeeld:
- Bij zeer snel naderende of terugzakkende voertuigen. Het lampje gaat mogelijk niet tijdig branden.
- Bij slecht weer, zoals bv. bij hevige regenval, sneeuw of veel opspattend water.
- Op zeer brede rijstroken, in scherpe bochten of op toppen van hellingen. Voertuigen op de naastgelegen rijstrook worden mogelijk niet geregistreerd, omdat deze zich buiten het detectiebereik bevinden.
Voorzichtig!
Schokken of beschadigingen aan de bumper, wielkuip en onderkant van de wagen kunnen de sensoren verstellen. Hierdoor kan de werking van het systeem worden belemmerd. Laat de functionaliteit door een (Audi-)specialist controleren.
Aanwijzing
Als de ruiten van het bestuurders- of bijrijdersportier met verduisteringsfolie zijn beplakt, is het mogelijk dat het waarschuwingslampje in de buitenspiegel niet goed kan worden waargenomen.