Bij zware botsingen worden afhankelijk van de ongevalssituatie één of meerdere airbagsystemen geactiveerd.
Bij lichte aanrijdingen en aanrijdingen van achteren en omrollen van de wagen wordt het airbagsysteem niet geactiveerd. In deze gevallen worden de inzittenden door de omgegespte veiligheidsgordels beschermd.
Activeren
Er kan niet algemeen worden beschreven wanneer het airbagsysteem wordt geactiveerd, omdat de omstandigheden bij ongevallen zeer verschillend zijn. Belangrijk zijn bijvoorbeeld de hoedanigheid van het voorwerp waar de wagen tegenaan botst (hard, zacht), de botshoek, de snelheid van de wagen enz.
Voor de activering van het airbagsysteem is de bij een botsing optredende vertraging doorslaggevend. Sensoren in de wagen zorgen samen met het regelapparaat voor ongevalherkenning en dus voor doelgerichte en tijdige activering van de veiligheidssystemen. Als de tijdens een botsing optredende en gemeten vertraging van de wagen onder de in het regelapparaat aangegeven referentiewaarden blijft, worden de airbags niet geactiveerd, hoewel de wagen ten gevolge van het ongeval sterk vervormd kan zijn.
Let op
Bij het activeren van de airbags kan fijn stof ontstaan. Dat is volledig normaal en betekent niet dat er in de wagen brand is uitgebroken.