De ingeschakelde keuzehendelstand en de ingeschakelde versnelling worden op het display in het instrumentenpaneel weergegeven Afb. 1.
Contact inschakelen.
Afhankelijk van de ingeschakelde rijstand en de gewenste rijstand, moet u de keuzehendelvergrendeling loszetten Link.
Keuzehendel in de gewenste stand zetten. De ingeschakelde rijstand wordt in de schakelcoulisse weergegeven.
Keuzehendelvergrendeling
De keuzehendelvergrendeling voorkomt dat per ongeluk een rijstand wordt ingeschakeld en de wagen daarbij onbedoeld in beweging komt. Om deze reden moet u bij het inschakelen van bepaalde rijstanden de knop in de keuzehendel Afb. 2 indrukken en/of het rempedaal intrappen.
Om bij draaiende motor en stilstaande wagen een rijstand in te schakelen, moet u het rempedaal intrappen. In de afbeelding zijn de standen waarin de vergrendelknop moet worden ingedrukt, met een kleur aangegeven Afb. 2.
Als u in één beweging van de vooruitrijstand D naar de achteruitrijstand R schakelt, wordt de keuzehendel niet geblokkeerd. Dat stelt u bijvoorbeeld in staat, een vastgereden wagen „los te schommelen“. Als de keuzehendel bij niet-ingetrapt rempedaal langer dan ongeveer 2 seconden in stand N staat, wordt de keuzehendel vergrendeld.
Als de keuzehendelvergrendeling niet vergrendelt, is er sprake van een storing. Om te voorkomen dat de wagen onbedoeld wegrijdt, wordt de aandrijving onderbroken. Om de keuzehendel weer te vergrendelen, het rempedaal intrappen en stand P of N kiezen. Nu kunt u een andere rijstand kiezen.
Uittrekblokkering contactsleutel*
De sleutel kan na het uitschakelen van het contact alleen uit het contact worden getrokken wanneer de keuzehendel in stand P staat. Zolang de contactsleutel niet in het contactslot zit, is de keuzehendel in stand P geblokkeerd.
P – Parkeervergrendeling
In deze stand zijn de aangedreven wielen geblokkeerd. De parkeervergrendeling alleen bij stilstaande wagen inschakelen ATTENTIE!. Om de parkeervergrendeling P in te schakelen, drukt u de knop op de keuzehendel in en kiest u stand P.
De parkeervergrendeling kan alleen bij draaiende motor en ingetrapt rempedaal worden losgezet. Om de parkeervergrendeling los te zetten, drukt u de knop op de keuzehendel in en kiest u de gewenste rijstand.
R – Achteruitrijstand
In deze stand is de achteruitversnelling ingeschakeld. Schakelt u de achteruitversnelling alleen bij stilstaande wagen en stationair toerental van de motor in ATTENTIE!. Om de achteruitrijstand R in te schakelen, drukt u de knop op de keuzehendel in, trapt u het rempedaal in en kiest u stand R.
Bij draaiende motor brandt in rijstand R de achteruitrijlamp.
N – Neutrale (stationaire) stand
In deze stand is er geen versnelling ingeschakeld. Om de keuzehendelstand N in te schakelen, drukt u de knop op de keuzehendel in en kiest u stand N.
D/S – Normale stand voor vooruitrijden
In de stand D/S kan de versnellingsbak in de normale stand D of in de sportstand S worden gebruikt. De gekozen rijstand wordt op het display in het instrumentenpaneel weergegeven.
In de normale stand D kiest de versnellingsbak automatisch de passende overbrengingsverhouding. Deze is afhankelijk van motorbelasting, rijsnelheid en rijstijl.
De sportstand S kiezen voor een sportieve rijstijl. Het volledige vermogen van de motor wordt benut. Bij het versnellen kunnen de schakelfasen voelbaar zijn.
Voor het inschakelen van keuzehendelstand D/S vanuit N moet bij snelheden onder 2 km/h of bij stilstaande wagen het rempedaal worden ingetrapt ATTENTIE!.
- Ook bij uitgeschakeld contact kan de wagen wegrollen.
- Bij draaiende motor is het in alle rijstanden (behalve P) nodig om het rempedaal ingetrapt te houden, omdat ook bij stationair toerental de krachtoverbrenging niet helemaal wordt onderbroken - de wagen „kruipt“.
- Bij stilstaande wagen mag in geen geval onoplettend gas worden gegeven. De wagen gaat anders direct rijden - ook wanneer de parkeerrem is vastgezet - gevaar voor ongevallen!
- Geen gas geven als u bij stilstaande wagen en draaiende motor de rijstanden verandert - gevaar voor ongevallen!
- Als bestuurder nooit de wagen verlaten bij draaiende motor en ingeschakelde rijstand. Als u bij draaiende motor de wagen moet verlaten, de parkeerrem inschakelen en de parkeervergrendeling P inschakelen.
- Nooit tijdens het rijden rijstand R of P inschakelen - gevaar voor ongevallen!
- Voordat u of andere personen de motorkap openen, moet parkeervergrendeling P worden ingeschakeld en de parkeerrem worden vastgezet - gevaar voor ongevallen! Beslist de waarschuwingsaanwijzingen opvolgen Link.
Aanwijzing
- Als u tijdens het rijden per ongeluk stand N hebt ingeschakeld, dan het gas loslaten en wachten tot de motor stationair draait, voordat u weer rijstand D of S inschakelt.
- Bij een onderbreking van de stroomvoorziening kan de keuzehendel in stand P niet meer bewogen worden. In dat geval moet de keuzehendel noodontgrendeld worden Link.