- Afb. 1 Infotainment: In de parkeerruimte georiënteerd blauw vlak
- Afb. 2 Infotainment: Aanraking van de blauwe boog met de stoeprand
Geldt voor wagens: met parkeerhulp plus met achteruitrijcamera
Deze weergave kan worden gebruikt om langs de weg te parkeren.
Beschreven is, hoe u rechts inparkeert. Wanneer u links inparkeert, gaat u overeenkomstig te werk.
Als zich naast de parkeerruimte een obstakel (bv. een muur) bevindt, raadpleeg dan de „Aanwijzingen voor het inparkeren naast obstakels“ Link.
Knipperlicht inschakelen.
Uw wagen naast een geparkeerde wagen voor de gewenste parkeerruimte positioneren. De afstand tot deze wagen moet ca. 1 m bedragen.
Het infotainment* inschakelen en de achteruitversnelling kiezen. De parkeerhulp wordt ingeschakeld en de weergave haaks inparkeren wordt weergegeven.
Op de infotainment*-bedieningseenheid de keuzetoets -1- Afb. 1 indrukken. De weergave fileparkeren wordt weergegeven.
Achteruitrijden en uw wagen zo positioneren, dat het blauwe vlak -2- grenst aan de wagen achter u resp. aan de rand van de parkeerruimte ATTENTIE!, Voorzichtig!. Het blauwe vlak vormt een verlenging van de omtrek van de wagen met ca. 5 m naar achteren. De lange zijde van het blauwe vlak moet tegen de stoeprand aan liggen. Het gehele blauwe vlak moet in de parkeerruimte passen.
Uw stuurwiel bij stilstaande wagen helemaal naar rechts draaien.
Achteruit in de parkeerruimte rijden tot de gebogen blauwe lijn Afb. 2 de stoeprand raakt ATTENTIE!, Voorzichtig!. Wagen stoppen.
Uw stuurwiel bij stilstaande wagen helemaal naar links draaien.
Verder achteruit de parkeerruimte inrijden, tot de wagen parallel ten opzichte van de stoeprand staat ATTENTIE!, Voorzichtig!. -3- markeert de achterbumper. Niet meer verder rijden als de rode oriëntatielijn -4- aan een obstakel grenst! Let daarbij op de voorzijde van de wagen.
Inparkeren naast obstakels
Als zich naast de parkeerruimte een obstakel (bv. een muur) bevindt, moet u aan de zijkant een grotere afstand aanhouden. De lange zijde van het gemarkeerde blauwe vlak met voldoende afstand ten opzicht van het obstakel positioneren. Het vlak mag het obstakel niet raken. Ook het draaien van het stuurwiel moet veel vroeger gebeuren. De blauwe boog Afb. 2 mag het obstakel niet raken, maar moet voldoende afstand tot het obstakel hebben.
Aanwijzing
Afhankelijk van het ingeschakelde knipperlicht worden de oriëntatielijnen en vlakken rechts of links weergegeven.